Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Aangaande nu de dingen, waarvan gij mij geschreven hebt, het is [1]een mens [2]goed geen vrouw [3]aan te raken. 1. Dat is, een man. 2. Door dit woord goed wordt hier verstaan niet dat eerlijk, deugdzaam, of heilig is; want de apostel betuigt dat de huwelijke staat eerlijk is, Hebr.13:4; gelijk ook doorgaans de Heilige Schrift, maar voor hetgeen minder moeite, bekommering en ongemak heeft, gelijk de apostel hierna vs.26 hetzelve verklaart. 3. Dat is, te trouwen of te bekennen, gelijk dit woord alzo genomen wordt Gen.20:6.